De nieuwe Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV 2017) zou volgens velen nodig zijn in de strijd tegen terrorisme. Vaak wordt er daarbij op gewezen dat bij bulkinterceptie van metadata de privacy van burgers niet wezenlijk wordt aangetast. Juist grootschalige gegevensverzamelingsprocessen zijn er immers niet op gericht om zaken te weten te komen over concrete individuen.
Dit argument raakt ook aan een basaal uitgangspunt dat zowel in de privacyliteratuur als -jurisprudentie wordt omarmt, namelijk dat burgers alleen een beroep kunnen doen op hun recht op privacy als zij kunnen aantonen direct en individueel geraakt te zijn. Dat wordt in de literatuur wel het non-interference principe genoemd, waaruit volgt dat er bij een interference een inbreuk op een recht is gepleegd.